Veel vragen bij Europese verordening persoonsgegevens

Hand touching privacy on search bar on tablet screen

Communication / News

Hand touching privacy on search bar on tablet screenBDMA, IAB en STIMA publiceerden gezamenlijk een position paper over de moeilijkheden bij toepassing van de verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 'betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG', hierna AVG genoemd.

De drie organisaties willen de aandacht van de Belgische autoriteiten vestigen op bepaalde moeilijkheden die rijzen bij de toepassing van de tekst van de nieuwe AVG. En niettegenstaande de verordening pas in werking treedt op 25/05/2018, dringen de organisaties er binnen de marketingsector op aan om meteen al over te gaan op de implementatie van de nieuwe maatregelen.

"In dit opzicht is het dan ook van fundamenteel belang dat de nieuwe regels duidelijk zijn en deze concreet kunnen toegepast worden," zo luidt het. "Een aantal bepalingen van de AVG doen echter vragen rijzen. In dat opzicht wensen BDMA, IAB en STIMA de Belgische autoriteiten te ontmoeten om een transparant en constructief debat te voeren over welke maatregelen de bedrijven moeten nemen om zich in regel te stellen met de AVG."

De Position Paper:

1e punt

Mededeling van de periode gedurende dewelke de persoonsgegevens zullen worden opgeslagen Artikel 13 2 a) en artikel 14 2 a) van de AVG

BDMA, IAB & STIMA zijn van mening dat dergelijke mededeling zeer complex is. De bewaarperiode van de persoonsgegevens zal immers variëren afhankelijk van bepaalde elementen zoals de categorie van gegevens (zo zullen contactgegevens langer worden bijgehouden dan informatie over de consumptiegewoontes van een consument) of de gebruiksfinaliteit (transactiegegevens zullen minder lang bewaard worden voor marketing doeleinden dan bijvoorbeeld voor fiscale of boekhoudkundige doeleinden). Het geheel van deze gegevens maakt het “gegevens- bewaringsbeleid” uit van een onderneming.

In vele gevallen zal het dus niet mogelijk zijn om één specifieke en vaste periode aan de betrokkenen mee te delen. Daarom vragen de 3 organisaties dat deze mededeling voldoende flexibel mag zijn om de verantwoordelijke voor de verwerking toe te laten om enkel de criteria ter bepaling van die termijn mee te delen.

Afhankelijk van de aard van het medium dat wordt gebruikt om de persoon te contacteren, zal het bovendien niet altijd mogelijk zijn om deze informatie integraal te verstrekken. Daar waar dit geen probleem zal stellen bij communicatie via het internet, zal dit niet zo vanzelfsprekend zijn voor de mededeling per brief of tijdens een telefoongesprek, waarbij de informatie op meer beknopte wijze wordt gegeven.

Om deze redenen vragen BDMA, IAB & STIMA dat:

  •  de bevoegde overheden de verantwoordelijke voor de verwerking toelaten om enkel de criteria ter bepaling van de bewaartermijn mee te delen,
  •   deze informatie zich zou kunnen beperken tot een verwijzing naar de tekst van het “gegevensbewaringsbeleid” die integraal beschikbaar is op de website van het bedrijf wanneer het gebruikte medium slechts een beknopte mededeling toelaat (omwille van plaats- of tijdsgebrek).
  • ten ondergeschikte titel, wanneer de beschikbare plaats op de mailing beperkt is, kan de bedenking niet verruimd worden tot alle informatie die aan de betrokkene moet meegedeeld worden, overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van de AVG ? Een vereenvoudigde informatie zou op het betreffende medium meegedeeld worden en verwijzen naar de volledige informatie , beschikbaar op de internet website van het bedrijf.

2e punt

Mededeling van de bron van de persoonsgegevens
Artikel 14 AVG (recht op informatie) en artikel 15 AVG (recht van inzage)

De verantwoordelijke voor de verwerking moet de betrokkene informeren over de bron waaruit zijn persoonsgegevens afkomstig zijn. De verwoording van deze verplichting wijkt licht af van deze opgenomen in de EU Richtlijn 95/46/CE1 en in de Belgische wet van 8 december 19922, waarin sprake was van de mededeling van de bron in het kader van de uitoefening door de betrokkene van het toegangsrecht tot zijn/haar gegevens, op voorwaarde van “beschikbaarheid ”ervan. Deze wijziging heeft echter belangrijke gevolgen voor de ondernemingen. Daar de registratie van de bron van persoonsgegevens onder het huidige regime niet verplicht is, beschikken verantwoordelijken voor de verwerking niet (noodzakelijk) meer over de bronnen voor alle categorieën van persoonsgegevens opgenomen in hun bestand, in het bijzonder wanneer de gegevens in kwestie reeds jaren geleden in het bestand werden opgenomen.

Om deze reden vragen BDMA, IAB & STIMA dat het toegelaten zou zijn dat de bron van persoonsgegevens die werden ingezameld voor de inwerkingtreding van de AVG, niet langer beschikbaar zou zijn.
In dergelijk geval zou de verplichting van de verantwoordelijke voor de verwerking erin bestaan om het maximum aan nog beschikbare informatie over de betreffende bron mee te delen.