Fred Jannin, in de voetsporen van zijn vader

Froud et Stouf PUB-Jannin

Vertaalde artikels

Bonjour, bonjour...”

Als komisch talent op het kruispunt tussen strip, muziek, reclame en humor is Frédéric – Fred – Jannin sinds zijn prilste kindertijd geïnspireerd door zijn vader, de reclameman, fotograaf en kunstschilder Dany Jannin. Het is dan ook niet moeilijk om sporen van de vader terug te vinden in het DNA van de zoon.

Het Belgisch Stripcentrum brengt nog tot 6 maart een eerbetoon aan het onsamenhangende oeuvre van Fred Jannin, in een tentoonstelling onder de veelzeggende titel 'Fred Jannin, gewoon te veel'. Die verzamelt een keuze uit de ongebreidelde creativiteit van deze ex-Snul. Les Snuls, een legendarische Belgische groep humoristen à la Monty Python, teisterde van 1989 tot 1993 de Franstalige televisie en radio in ons land. Fred Jannins strips en tekeningen spelen een hoofdrol in de tentoonstelling dankzij 'Germain et Nous' (in het Nederlands: ‘German en wij’) – een reeks uit het tijdschrift Robbedoes – maar ook dankzij de filosofisch aangelegde blauwe hondjes 'Froud & Stouf' – uit de gelijknamige Club RTL-serie. Zijn muziek komt er dan weer aan bod dankzij 'Bowling Balls' – een Brusselse synthgroep die begin jaren tachtig een strip letterlijk muzikaal leven inblies - en 'Zinno' - een door de soundscape van James Bond geïnspireerde band, die in 1985 de hitparades haalde met 'What’s Your Name? Onnozelheden allerlei zijn natuurlijk óók van de partij, getuige de Soulagicon: deze halve-mannequin-in-de-vorm-van-twee-in-een-pantalon-geklede-kunstmatige-mannenbenen daagde met succes passanten op straat uit om in ruil voor 20 frank – dat is dan ook een kwarteeuw geleden! – om provocerende clichés te beluisteren. De slachtoffers mochten vervolgens bij wijze van wraak een schop in het-kunstmatige-kruis verkopen. De beruchte sketches onder het motto 'Bonjour, bonjour...', die Fred Jannin samen met zijn kompaan Stefan Liberski verzon, zijn er eveneens te beluisteren. Enfin, het is allemaal 'gewoon te veel', wat normaal is voor een creatieve duizendpoot als Fred Jannin. A propos, die was ook in de reclame actief: de beroemde Devos van het tandem Devos Lemmens kreeg de reclamemicrobe te pakken van zijn vader Dany Janin.

“Ik denk dat mijn vader (die in 1980 overleed, n.v.d.r.) een duizendpoot was. Daarom las hij me vaak de les: hij vertelde me dat ik mijn aandacht niet mocht versnipperen, maar dat ik me op één enkele discipline moest toespitsen. De reclame, die propaganda heette voordat die term een slechte naam kreeg, werkte inspirerend omdat je er alle kanten mee uit kon: als tekenaar, maar ook als fotograaf en zelfs reporter... De reclame krioelde van de creativiteit alvorens de marketingdeskundigen er zich mee moeiden. Zelf geloof ik amper dat advertenties producten helpen te verkopen. Het is vreselijk wat ik zeg: het begin van de reclame was prima – maar daar verpest ik dus het feestje.”

Wat voor een reclameman was je vader?

“Hij startte na de oorlog met kleine klusjes, voordat hij met mijn peetoom Charles Vrijman het bureau Createc oprichtte. Hij amuseerde zich 20 tot 25 jaar uitstekend. Hij was tegelijk baas én creatief. In de loop der jaren groeide zijn bureau uit tot een groot bedrijf, om in 1972 uiteindelijk het Belgisch filiaal te worden van het Amerikaanse Bates. Het was een overname in de geest van Mad Men. Enkele jaren lang verbonden overnemer en overgenomene hun namen in Createc-Bates, tot mijn vader in 1976 besloot er een streep onder te zetten en zich te wijden aan de schilderkunst.”

U was een reclamefiguur vooraleer u professioneel in de reclame aan de slag ging.

“Mijn vader gijzelde mijn zussen en mijzelf. Wij speelden in heel wat reclame een rol, onder meer voor Zuivere Maagdelijke Wol, natuurlijke gasverwarming, de Innovation...”

Hebt u enig zicht op het bureauwerk?

“Mijn ouders hadden me bij de welpjes ingeschreven, maar dat ging niet goed. Op een mooie dag bezocht mijn vader me op kamp om er met zijn Super 8-camera beelden te schieten. Toen hij de droefheid en verwarring van mijn gezicht aflas – ik deed de afwas samen met de leiders terwijl de anderen in het bos speelden – kreeg hij zoveel medelijden met mij dat hij me meenam en een hele week onder zijn hoede nam in zijn reclamebureau. Ik werd ondergebracht op de verdieping met de tekentafels, met papier en potloden en al. Het werd de mooiste vakantie van mijn leven! Het bureau had zijn adres aan de Brusselse Welgelegenstraat, dicht bij de studio van Hergé, die zijn wagen in dezelfde parking achterliet als mijn vader.”

DENKHOEDEN BIJ ROBBEDOES

“Wel, dankzij mijn vader... Er was inderdaad sprake van imitatiegedrag. Toen ik nog klein was, zag ik hem op vakantie aan de Belgische kust schilderen. De schilderkunst spreekt me aan, maar als hij een voetballer was geweest was ik ongetwijfeld achter ballen beginnen te rennen. Mijn vader hield niet van vulgaire tekeningen à la Disney. Na de oorlog werden de tekeningen van Walt Disney en Tex Avery namelijk niet bekeken als grote kunst. Het waren geen Dali's of Picasso's. Wanneer mijn vader me de Smurfen of Lucky Luke zag kopiëren, dan zei hij me altijd: 'Stop daarmee! Ga naar het museum en kweek je een gevoel voor esthetica. Kijk liever naar Steinberg, Sempé en Bretècher. Hun tekeningen zijn beter, minder toegankelijk, minder populair.' Vanzelfsprekend was ik te sterk beïnvloed door de School van Marcinelle, door Robbedoes en door Yvan Delporte (scenarist van stripverhalen en gedurende twaalf jaar hoofdredacteur van het tijdschrift Robbedoes, n.v.d.r.). Eigenlijk was het zíjn fout en niet die van mijn vader! Als ik tegenwoordig voor mijn plezier teken, dan neem ik afstand van Franquin, Peyo en Roba, mijn goden van toen.”

Bent u uiteindelijk het museum binnengestapt?

“Indertijd niet zo vaak, maar toch af en toe. Maar tegenwoordig dus wel dikwijls. Het overkomt me soms zelfs dat ik voor een schilderij sta te wenen. In de musea zijn er werken die me zó overdonderen... Zo zag ik een tentoonstelling over art brut, dat was hallucinant. Mijn partner Clémence Didion is een kunstenares die in direct contact met haar oeuvre staat. Zij maakt er zich geen zorgen over of iemand haar werk ziet en of haar werk aan een muur hangt. Ik ben dat werkelijkheidsbesef zelf verloren. Ik wil tekenen alsof ik een kleine jongen ben, alleen om het plezier om me in die wereld uit te leven, als toevluchtsoord...”

Na een carrière als figurant in de reclame - als jonge reclamester – bent u naar de andere kant overgestapt?

“Ster is te veel gezegd, maar mijn kop kwam inderdaad in de krant. Als tekenaar maakte ik van tijd tot tijd al reclame. Mijn productie is niet enorm, omdat de reclame ondertussen sterk veranderd is. Sommige tekenaars hebben books en een agent en zijn zo heel aanwezig. Ik amuseerde me door te scheppen zonder al te veel beperkingen. Ik werkte aan campagnes mee als er een snelle en lichte tekenaar nodig was. Zo herinner ik me 'Camion Interim'... Froud en Stouf ontpopten zich daarnaast als emblematische reclamefiguurtjes voor de Brusselse restaurants van Skieve Lavabo en traden even op in een campagne voor de speculoosjes van Dandoy. Op het ogenblik teken ik de verpakkingen voor het speculaasmerk Fred Färmer, in opdracht van koekjesfabrikant Generous. En dan zijn er de radiospots voor Devos Lemmens. Ik sprong pas onderweg op de trein, want in het begin speelden Nicolas Fransolet en Kris Debusscher die twee. Zeven, acht jaar geleden verving ik Nico toen hij naar Quebec vertrok. Onze aanwezigheid op de radio danken we aan Les Snuls, die helaas een nieuw genre leven hebben ingeblazen: het Belgisch accent. Hoed u voor imitaties! Wij hebben dat accent helemaal niet uitgevonden, maar hebben er heel wat met Liberski gemaakt voor 'Allô, c'est moi' – geen reclamecampagne maar een serie verhaaltjes gesponsord door Proximus. Het accent heeft zich ontpopt tot een merkimago: ik schep veel plezier in het maken van die spotjes.”

KOMISCH COMPONIST

Hebt u nog andere radiospots op uw palmares?

“Ik bedacht een spot voor de decoratiewinkels van Miniox. We namen alles thuis op en hoefden dus niet naar de studio. De werkuren telde ik niet: het was een spel. Yvan Delporte zei ons altijd: “De mensen voelen het wanneer jullie zich niet amuseren.' Zo functioneer ik. Ik heb samen met Stefan Liberski een reclame tegen AIDS gemaakt onder het motto 'Juguler les capotes'. We maakten de opdrachtgevers vooraf duidelijk dat we niet van plan waren om twaalf dagen in vergaderzalen door te brengen samen met alle vzw's van Wallonië! In 1972 zei Peyo me het volgende: 'Pas op als je gevraagd wordt om voor de reclamesector te tekenen. Je moet dan zeggen: Als u me vraagt, dan betekent dit dat u mij apprecieert. En vooral niet toegeven.”

Uw werk als componist strekt zich ook tot de reclame uit?

“Ik heb muziek voor Dommel gecomponeerd in opdracht van Belvision. En dan was er het avontuur met de Bowling Balls, en in 1985 Zinno. Ik componeerde generieken voor de RTBF, Filmnet... Muziek voor de reclame, inderdaad, maar zeker niet onvergetelijk. Ik ben de koning van het vergetelijke.”

Vreemd genoeg hebt u zich nooit echt aan merchandising gewaagd?

“Er bestaan shirts en wijn van 'Froud & Stouf', een wijn 'Jannin et nous', maar we zijn nog ver van Disney of Moulinsart. Ik heb echt geen geld. Ik droom er nu al 50 jaar van om een Brian Epstein (manager van The Beatles, n.v.d.r.) tegen het lijf te lopen. Maar het mocht niet zijn, en ik heb er nooit eentje gevonden... Misschien komt het doordat ik niet graag delegeer. Nu, een gezonde relatie tussen artiest en agent gaat niet over delegeren maar over vertrouwen. Ik heb misschien wel nooit geld gehad omdat ik me te graag amuseer!”