Sanoma/Playboy versus GeenStijl: 1-0

"Het plaatsen op een website van een hyperlink naar auteursrechtelijk beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende zijn gepubliceerd op een andere website, vormt geen 'mededeling aan het publiek' wanneer de plaatser van deze link dit doet zonder winstoogmerk en zonder te weten dat de publicatie van deze werken illegaal was," zo meldt het Hof van Justitie van de Europese Unie in een Arrest in zaak C-160/15 GS Media BV / Sanoma Media Netherlands BV, Playboy Enterprises International Inc., Britt Geertruida Dekker
"Indien deze hyperlinks daarentegen met winstoogmerk worden verstrekt, moet kennis van het illegale karakter van de publicatie op de andere website worden vermoed.
GS Media beheert de website GeenStijl, waarop volgens de door die site verstrekte inlichtingen „nieuwsfeiten, schandelijke onthullingen en journalistiek onderzoek elkaar af[wisselen] met luchtige onderwerpen en prettig gestoorde onzin” en die tot de tien best bezochte actualiteitensites van Nederland behoort. In 2011 publiceerde GS Media een artikel met een hyperlink die lezers verwees naar een Australische site waarop foto’s van mevrouw Dekker ter beschikking waren gesteld. Deze foto’s waren op de Australische site gepubliceerd zonder toestemming van Sanoma, uitgever van het maandblad Playboy en houder van de auteursrechten op de betrokken foto’s. Ondanks de sommaties van Sanoma, weigerde GS Media de betrokken hyperlink te verwijderen. Nadat de Australische site de foto’s op verzoek van Sanoma had verwijderd, publiceerde GeenStijl een nieuw artikel, dat ook weer een hyperlink bevatte, ditmaal naar een andere site waarop men de betrokken foto’s kon bekijken. Ook deze site voldeed aan het verzoek van Sanoma om de foto’s te verwijderen. Vervolgens plaatsten internetgebruikers die het forum van GeenStijl bezochten nieuwe links naar andere websites waarop de foto’s konden worden bekeken.
Volgens Sanoma heeft GS Media inbreuk gemaakt op het auteursrecht. De Hoge Raad der Nederlanden, waarbij cassatieberoep is ingesteld, heeft hierover vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Immers, ingevolge een richtlijn van de Unie1 moet voor elke handeling bestaande in een mededeling aan het publiek toestemming worden verleend door de auteursrechthebbende. De Hoge Raad wijst er echter op dat via internet zeer veel werk te vinden is dat zonder toestemming van de auteursrechthebbende is gepubliceerd, en dat het voor de beheerder van een website niet altijd eenvoudig is om na te gaan of de auteur toestemming heeft verleend.
In zijn arrest van heden stelt het Hof vast dat ingevolge de betrokken richtlijn de lidstaten ervoor moeten zorgen dat auteurs het uitsluitende recht genieten de mededeling van hun werken aan het publiek toe te staan of te verbieden. Tegelijkertijd beoogt deze richtlijn een rechtvaardig evenwicht te waarborgen tussen, enerzijds, het belang van de auteursrechthebbenden en, anderzijds, de bescherming van de belangen en fundamentele rechten van gebruikers van beschermd materiaal, met name hun vrijheid van meningsuiting en van informatie, alsmede van het algemeen belang.
Het Hof herinnert aan zijn eerdere rechtspraak, volgens welke het begrip „mededeling aan het publiek” een geïndividualiseerde beoordeling vergt, waarbij rekening moet worden gehouden met meerdere, elkaar aanvullende criteria. Tot deze criteria behoort in de eerste plaats met name het weloverwogen karakter van de interventie. Daarom verricht de gebruiker, wanneer hij, met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze, intervenieert om zijn klanten toegang te verlenen tot beschermd werk, een mededeling. In de tweede plaats ziet het begrip „publiek” op een onbepaald aantal potentiële ontvangers en impliceert dit overigens een vrij groot aantal personen. In de derde plaats is van belang of een mededeling aan het publiek een winstoogmerk heeft.
Het Hof preciseert dat zijn eerdere rechtspraak2 enkel betrekking had op het plaatsen van hyperlinks naar werken die met toestemming van de rechthebbende vrij beschikbaar waren gesteld op een andere website, en dat daaruit dus niet kan worden afgeleid dat het plaatsen van dergelijke links in beginsel zou zijn uitgesloten van het begrip „mededeling aan het publiek” wanneer de betrokken werken zonder toestemming van de rechthebbende op de andere site zijn geplaatst.
Met betrekking tot deze laatste hypothese beklemtoont het Hof evenwel dat internet van bijzonder belang is voor de vrijheid van meningsuiting en van informatie, en dat hyperlinks bijdragen tot de goede werking ervan, alsmede tot de uitwisseling van meningen en informatie. Bovendien erkent het Hof dat het met name voor particulieren die dergelijke links willen plaatsen, moeilijk kan zijn om na te gaan of het gaat om werken die worden beschermd en, in voorkomend geval, of de houders van auteursrechten op die werken toestemming hebben gegeven voor publicatie daarvan op internet.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt het Hof dat voor de geïndividualiseerde beoordeling van het bestaan van een „mededeling aan het publiek”, wanneer een hyperlink naar een werk dat vrij beschikbaar is op een andere website is geplaatst door een persoon die daarmee geen winstoogmerk heeft, rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat die persoon niet weet – en redelijkerwijs ook niet kan weten – dat dat werk was gepubliceerd op internet zonder toestemming van de auteursrechthebbende. Een dergelijke persoon intervenieert immers in de regel niet met volledige kennis van de gevolgen van zijn handelwijze om klanten toegang te verschaffen tot een werk dat illegaal op internet is gepubliceerd.
Wanneer daarentegen vaststaat dat een dergelijke persoon wist of moest weten dat de hyperlink die hij heeft geplaatst toegang geeft tot een illegaal op internet gepubliceerd werk, bijvoorbeeld doordat hij daarover gewaarschuwd is door de auteursrechthebbenden, vormt de verstrekking van die link een „mededeling aan het publiek”. Dit geldt ook wanneer die link gebruikers in staat stelt beperkingsmaatregelen te omzeilen die op de site waarop zich het beschermde werk bevindt zijn getroffen teneinde de toegang van het publiek te beperken tot de abonnees ervan.
Bovendien kan, wanneer het plaatsen van hyperlinks geschiedt met winstoogmerk, van de hyperlink-plaatser worden verwacht dat deze de nodige verificaties verricht om zich ervan te vergewissen dat het betrokken werk niet illegaal is gepubliceerd. Dientengevolge moet worden vermoed dat die plaatsing is geschied met volledige kennis van de beschermde aard van het werk en het eventuele ontbreken van toestemming voor de publicatie op internet door de auteursrechthebbende. In dergelijke omstandigheden en voor zover dit vermoeden niet is weerlegd, vormt de handeling bestaande in het plaatsen van een aanklikbare link naar een illegaal op internet gepubliceerd werk, een „mededeling aan het publiek”.
In de onderhavige zaak staat vast dat GS Media met een winstoogmerk hyperlinks heeft verstrekt naar de bestanden met de foto’s, en dat Sanoma geen toestemming had gegeven voor de publicatie van deze foto’s op internet. Bovendien lijkt uit de weergave van de feiten in de beslissing van de Hoge Raad voort te vloeien dat GS Media zich bewust was van het illegale karakter van die publicatie en dus niet het vermoeden kan weerleggen dat plaatsing van deze links is geschied met volledige kennis van het illegale karakter van die publicatie. Derhalve heeft GS Media, onder voorbehoud van door de Hoge Raad uit te voeren verificaties, door deze links te plaatsen een „mededeling aan het publiek” verricht.
NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem."
Noten:
1 Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).
2 Arrest van 13 februari 2014, Svensson e.a. (C-466/12); beschikking van 21 oktober 2014, BestWater International (C-348/13, niet gepubliceerd).
PR account manager - Wavemakers
Welkom bij Wavemakers Bij Wavemakers hebben we een passie voor baanbrekende PR en […]
Hoofd Communicatie - UGent
Context Ben jij een ervaren communicatieprofessional met een strategische visie en sterke leiderschapskwaliteiten? […]
Responsable du développement commercial et marketing H/F - Réseau des Médias de proximité (FR)
APPEL A CANDIDATURES Le Réseau des Médias de proximité recrute un.e « Responsable […]
Corporate PR Account Manager Walkie Talkie
WALKIE TALKIE IS ON THE LOOKOUT FOR A CORPORATE PR ACCOUNT MANAGER WALKIE […]